Inflatie is de stijging van de algemene prijzen van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode. Het wordt gemeten door middel van een prijsindex, zoals de consumentenprijsindex (CPI) of de producentenprijzenindex (PPI). Inflatie kan verschillende oorzaken hebben, zoals verhoogde vraag naar goederen en diensten, verminderde productiecapaciteit, verhoogde productiekosten, devaluatie van de munteenheid en stijgende overheidsuitgaven.
Inflatie kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op de economie. Aan de ene kant kan inflatoire druk bijdragen aan groei en ontwikkeling door de vraag naar goederen en diensten te stimuleren en de productie en het aanbod van werk te verhogen. Aan de andere kant kan te hoge inflatoire druk leiden tot verminderde economische groei en zelfs hyperinflatie, waarbij de prijzen exponentieel stijgen en de waarde van de munteenheid snel afneemt.
Om de effecten van inflatoire druk te beheersen, voeren centrale banken beleid uit om de inflatie onder controle te houden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het sturen van de rentetarieven, het verhogen of verlagen van de geldaanvoer, of door middel van fiscaal beleid. Het doel is om een gezonde economie te creëren met een stabiele prijsstabiliteit en economische groei.
Inflatie heeft ook gevolgen voor de individuele consumenten en bedrijven. Het kan leiden tot een vermindering van de koopkracht van consumenten, wat betekent dat ze minder goederen en diensten kunnen kopen met hun inkomen. Voor bedrijven kan het betekenen dat de productiekosten stijgen, wat leidt tot hogere verkoop- en distributiekosten en daardoor hogere prijzen voor consumenten.
In het algemeen is het belangrijk om een evenwicht te vinden tussen inflatoire druk en economische groei, om zo een gezonde en stabiele economie te waarborgen. Centrale banken spelen hierbij een cruciale rol door beleid uit te voeren om de inflatie onder controle te houden en de economie in evenwicht te houden.