De rechtbank op Schiphol heeft 3 mannen veroordeeld voor oplichting bij de handel in mondkapjes in februari 2020. De drie, de 46-jarige Roy van der H., de 36-jarige Angelo D., en de 53-jarige Clyde B. ontvingen een (aan)betaling van 850.000 euro voor een grote partij mondkapjes, maar hebben die nooit geleverd. Clyde B. krijgt 265 dagen gevangenisstraf, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 120 uur. De 2 andere verdachten krijgen 14 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uur. De 4e verdachte, een man die verdacht werd van witwassen, wordt vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
De verdachten lieten 2 bedrijven in februari 2020 850.000 euro (aan)betalen in verband met de aankoop van mondkapjes. Door de uitbraak van het coronavirus was er in die periode een groot tekort aan mondkapjes. Zij hebben de mondkapjes niet geleverd en dat was ook niet de intentie. De verdachten wonnen het vertrouwen van de kopers door zich onder een andere naam voor te doen als een bonafide verkoper van mondkapjes, het veelvuldig sturen van e-mails en berichten, het sturen van een koopcontract en het aanleveren van testrapporten en certificaten van mondkapjes.
Een 4de verdachte stond terecht voor witwassen van bijna 200.000 euro die verdiend waren met de oplichting, doordat hij geld had ontvangen van de rekening van het bedrijf van de verdachten. Hij had dat geld gekregen voor de aankoop van 5 Rolex horloges.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachten de slachtoffers financiële schade toegebracht. Ze hebben zich hierbij uitsluitend laten leiden door persoonlijk financieel gewin. De rechtbank rekent het hen aan dat ze daarbij misbruik hebben gemaakt van de door het coronavirus veroorzaakte wereldwijde volksgezondheidscrisis en de daarmee samenhangende schaarste aan mondkapjes.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf passend voor het gepleegde feit. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, legt de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op. Dit is vooral omdat de redelijke termijn waarbinnen de zaak moet worden behandeld, met bijna anderhalf jaar is overschreden.
Voor een bewezenverklaring van witwassen moet vast komen te staan dat de verdachte wist of kon vermoeden dat de ontvangen geldbedragen uit een misdrijf afkomstig waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat niet worden vastgesteld. De 4de verdachte wordt dan ook hiervan vrijgesproken.
De 3 verdachten die worden veroordeeld voor de oplichting, moeten gezamenlijk de 850.000 euro die ze hebben ontvangen terugbetalen en ruim 10.000 euro aan proceskosten betalen.