HAARLEM – De voorzieningenrechter van de rechtbank in Haarlem heeft de Koninklijke Vereniging Bloemisten Winkeliers (VBW) niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen in een kort geding tegen Topgeschenken. De belangen van de bloemisten lopen te veel uit elkaar voor deze collectieve actie en de achterban van de vereniging is niet representatief genoeg voor de ingediende vorderingen.
Topgeschenken heeft met bloemisten door heel Nederland overeenkomsten gesloten om online bestellingen bij Topgeschenken door te geven aan deze bloemisten. In ruil voor die bestellingen betalen de bloemisten een deel van hun opbrengst aan Topgeschenken. Met een aantal bloemisten heeft Topgeschenken vanaf 2020 bovenop deze (standaard)overeenkomst een zogeheten premium A addendum gesloten. Hiermee beloven de bloemisten onder andere dat ze niet voor concurrenten van Topgeschenken werken en belooft Topgeschenken alle bestellingen in een regio door te geven aan de bloemist in die regio (exclusiviteit over en weer). Verder geeft Topgeschenken bloemisten op grond van het premium A addendum onder meer een minimumgarantie voor het aantal bestellingen.
Topgeschenken heeft in juni 2024 aan de 80 bloemisten die daaraan deelnamen het premium A addendum opgezegd per 1 juli 2025 omdat zij zelf distributiecentra gaat opzetten. VBW heeft namens deze bloemisten een kort geding aangespannen tegen Topgeschenken. Niet tegen de opzegging van het premium A addendum, maar vanwege de korte termijn problematiek die volgens VBW ontstaat in de periode tussen de opzegging en de daadwerkelijke beëindiging van het addendum.
VBW wil dat de exclusiviteit niet pas op 1 juli 2025 wordt opgeheven, maar meteen al. Ook vordert ze dat de (bestaande) inkoopvoordelen en inkoopbonus die Topgeschenken heeft toegezegd tot 31 december 2024 ook nadien worden gehandhaafd en dat de ordergarantie blijft bestaan. Topgeschenken brengt hier als eerste tegenin dat VBW niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij niet voldoet aan de vereisten die de wet stelt voor het instellen van een collectieve actie. Topgeschenken gaat ook op de inhoudelijke argumenten van VBW in. Als de rechtbank de exclusiviteitseis voor de bloemisten opheft, wil Topgeschenken andersom dat ook haar exclusiviteitsverplichtingen komen te vervallen.
Sinds de invoering van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie in januari 2020 kan een vereniging een rechtsvordering instellen voor de bescherming van gelijksoortige belangen van anderen, als zij die belangen volgens haar statuten behartigt. Als er sprake is van een te grote verscheidenheid aan feitelijke en juridische vragen die, van geval tot geval, moeten worden beantwoord, is de belangenbehartiger die een collectieve actie instelt niet-ontvankelijk in zijn of haar vordering; dan is er namelijk geen sprake van gelijksoortige belangen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat laatste in deze zaak het geval. Er is sprake van een diverse groep van bloemisten, met diverse en niet steeds parallel lopende belangen, van wie sommigen ook al afzonderlijk in overleg zijn of al afspraken hebben gemaakt met Topgeschenken.
Naast het vereiste dat de vorderingen gelijksoortig moeten zijn, moet de vereniging die een collectieve actie instelt ook een achterban vertegenwoordigen die voor de ingediende vorderingen voldoende representatief is. Na de opzegging door Topgeschenken in juni 2024 hebben 37 bloemisten zelf hun overeenkomst al opgezegd tegen een eerdere datum, zodat Topgeschenken uiteindelijk aan 43 bloemisten het premium A addendum heeft opgezegd per 1 juli 2025. VBW heeft 13 volmachten van bloemisten gekregen. Van de volmachtgevers hebben 5 bloemisten mogelijk daadwerkelijk een belang bij de vorderingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onduidelijk is wiens belangen VBW behartigt. Ook is niet aannemelijk geworden dat er voldoende draagvlak bestaat voor de ingestelde vorderingen. Gelet op dit alles verklaart de rechtbank VBW niet-ontvankelijk in haar vorderingen.