De vele regen van de afgelopen maanden heeft niet alleen geleid tot vertraagde aanplanting van aardappelen, maar ook tot de verspreiding van waterschimmel, met langdurige gevolgen voor zowel boeren als consumenten. De recente weersextremen onderstrepen de noodzaak voor boeren om hun bedrijfsvoering aan te passen en zich te wapenen tegen klimaatveranderingen. De agrarische sector moet een langetermijnvisie ontwikkelen en risicomanagement toepassen om de nationale voedselproductie veerkrachtiger te maken. Dit vraagt om samenwerking en ondersteuning van overheid, sectororganisaties en kennisinstellingen.
De lente van 2024 was de warmste en een van de natste ooit, waardoor de landbouwopbrengsten in gevaar komen. Ondanks de toenemende urgentie lijken veel boeren en tuinders nog weinig druk te voelen om hun bedrijfsvoering aan te passen, mede door onduidelijk overheidsbeleid en een gebrek aan ondersteuning. Reageren op extreem weer als incidenten is niet langer houdbaar; een structurele aanpak is vereist. Dit omvat het toepassen van wateropslagstrategieën, het kiezen van klimaatbestendige gewassen en het ontwikkelen van nieuwe bedrijfsmodellen die rekening houden met de klimaatveranderingen.
Andere gewassen die acuut te leiden hebben door het natte weer zijn onder meer spinazie, suikermais en doperwten. Lege spinazieschappen waren al een feit, en meer lege schappen dreigen. Een patatje kan deze zomer een stuk duurder worden. Uit recent onderzoek blijkt dat 61 procent van de akkerbouwers een opbrengstderving verwacht van 61 procent. Zij hebben te maken met twee uitersten: wateroverlast maar ook van droogte. En toch liggen er ook kansen voor de ondernemer die voorbereid is op extremer weer.
De sector moet niet alleen reageren op problemen zodra ze zich voordoen, maar vooruit plannen en strategieën ontwikkelen. Hierdoor kunnen boerenbedrijven, ketens en gebieden sterker en weerbaarder worden, wat uiteindelijk bijdraagt aan een duurzame en innovatieve nationale voedselproductie. Samenwerking met buren en ondersteuning van adviseurs en onderzoekers zijn hierbij essentieel om de disbalans tussen overschotten en tekorten te herstellen en een gezamenlijke aanpak te bevorderen.
Maximaal voorbereid zijn op de klimaatverandering vraagt om investeringen. Echter, problemen oplossen kost meer.