DEN HAAG – Door nieuwe DNA-technologieën die de kans op een identificatie vergroten, kon de link worden gelegd tussen een in de Noordzee gevonden schedel en een vermiste Filipijnse zeeman. Na veertien jaar kreeg deze onbekende dode een naam.
Het is 28 mei 2010, 03.45 uur. De kapitein van de Filipijnse tanker Aegen Myth meldt dat bemanningslid Andrew Dona wordt vermist. Op dat moment vaart het schip 130 mijl boven Texel. De Duitse en Nederlandse kustwachten starten een zoekactie met meerdere schepen en twee helikopters, maar de vermiste wordt niet gevonden. De kapitein laat daarop de persoonlijke spullen van Andrew verzegelen, waaronder een tandenborstel en een kam. De voorwerpen worden naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd om een DNA-profiel op te stellen. Dit profiel wordt opgenomen in de DNA-databank vermiste personen en onbekende doden, die eigendom is van het Landelijk Expertisecentrum Persoonsvermissingen (LOEP) van de politie.
Geen DNA-profiel mogelijk
Een jaar later, op 6 juni 2011, vindt de bemanning van vissersschip HD36 de Volharding in de Noordzee een schedel in hun netten. In plaats van de schedel weer overboord te gooien, varen ze naar Rotterdam waar ze het skeletdeel overdragen aan de politie. Die stuurt de schedel weer naar het NFI voor DNA-onderzoek. Uit het bot is echter geen volledig DNA-profiel vast te stellen. Van wie de schedel is, blijft jarenlang onbekend.
Toch een match!
Januari 2024. Het LOEP loopt openstaande zaken nog eens na en stuit op de schedel. Het NFI wordt gevraagd om het referentiemateriaal van de schedel nog eens te onderzoeken. De technieken rond DNA zijn intussen sterk verbeterd, dus wie weet. De “gok” pakt goed uit: er is een match met Andrew Dona. De onbekende dode is weer bekend, althans bij de politie. Nu is het zaak zijn familie op de hoogte te brengen. Dat wordt de taak van operationeel specialist Erik Zwanepol.
‘Het bleek niet eenvoudig Andrews familie te vinden’, stelt Zwanepol. ‘Ik vroeg onze liaisons officier in Manilla te helpen bij de zoektocht. Maar gek genoeg kwam het contact via een mail uit Engeland. De familie Dona in de Filipijnen had familie in Engeland laten weten dat de Nederlandse politie contact zocht. Uiteindelijk kreeg ik de familie aan de lijn met de vraag of Andrews ouders DNA wilden afstaan. Dan konden we voor honderd procent vaststellen dat het om Andrew ging.’
Zwanepol vroeg daarop de politie in de Filipijnen wangslijm af te nemen bij die ouders. Nadat het materiaal naar Nederland was opgestuurd, bevestigde een laatste controle door het NFI het: er was een honderd procent match met hun zoon.
Naar huis brengen
‘Ik heb die ouders zo snel mogelijk gebeld, wat een emotioneel gesprek werd. Logisch, je bent veertien jaar in het ongewisse over jouw zoon en dan hoor je dat hij is gevonden. Maar dan ben je er nog niet, want hoe brengen we Andrew naar huis? Ik had dat graag zelf gedaan, maar uiteindelijk heeft een repatriëringsbedrijf dat verzorgd. Andrew is eindelijk thuis. De familie kan het eindelijk achter zich laten, kan om Andrew rouwen.’
Zwanepol vindt deze zaak een schoolvoorbeeld van samenwerking. Het schakelen tussen Bureau Noordzee, politie Rotterdam, LOEP, NFI en de verbindingsofficier in Manilla en de Filipijnse politie verliep heel goed. ‘Maar’, besluit de specialist, ‘het is veel belangrijker is dat we deze onbekende dode weer zijn naam konden geven en dat hij eindelijk thuis is.’