GRONINGEN – Personen met een asielvergunning kunnen een aanvraag indienen om met hun partner en kinderen of andere familieleden te worden herenigd. Dat is een nareisaanvraag. De minister van Asiel en Migratie slaagt er al langere tijd niet in om binnen de wettelijke termijnen op dergelijke aanvragen te beslissen. In de afgelopen jaren is het aantal nareisaanvragen sterk toegenomen en het aantal aanvragen dat binnenkomt is groter dan het aantal dossiers dat door de IND kan worden behandeld. Dat leidt tot forse achterstanden.
Aantal procedures loopt op
Het niet binnen de wettelijke termijn beslissen leidt tot veel procedures bij rechtbanken. Rechtbanken leggen dan aan de IND termijnen op waarbinnen alsnog moet worden beslist. Als die termijn niet gehaald wordt moet de minister dwangsommen aan de aanvrager betalen. Voor de zittingsplaats Groningen ging het in 2021 om ca. 100 zaken, terwijl dat aantal in 2024 nu al ruim 950 zaken bedraagt. De rechtbank signaleert dat de IND in het afgelopen jaar steeds vaker niet in staat blijkt aan de uitspraken van de rechter te voldoen. Dat resulteert in herhaalde beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit en ook tot het herhaald verbeuren van dwangsommen.
Nieuwe aanpak: first in first out
Met een nieuwe aanpak probeert te Minister de onwenselijke situatie te veranderen. Door te werken met first in first out (fifo)principe wordt het verwerken van nareisaanvragen efficiënter en voorspelbaarder. Degene die het langst wacht komt het eerst aan de beurt; aanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde waarin zij binnenkomen. Een beroep niet tijdig beslissen leidt niet langer tot een snellere beslissing op de aanvraag.
Oordeel van de rechtbank
In eerdere uitspraken van rechtbanken is beslist dat dat principe niet maakt dat de minister meer tijd krijgt om te beslissen. In deze uitspraak komt de rechtbank tot een ander oordeel. De rechtbank beslist dat de keuze van de minister om het fifo-principe te hanteren aanvaardbaar is, vooral omdat het voor aanvragers meer rechtszekerheid en meer rechtsgelijkheid oplevert. Eerder door de rechter opgelegde beslistermijnen zijn niet meer realistisch en leiden niet tot een wijziging in de behandeling van de aanvragen, ook al lopen dwangsommen op. De rechtbank benadrukt dat deze oplossing van een zeer lange beslistermijn slechts een tijdelijke oplossing mag zijn. Om de rechtszekerheid en effectieve rechtsbescherming voor aanvragers te kunnen blijven waarborgen is het noodzakelijk dat het probleem op een structurele manier wordt opgelost.